Bij het einde van de weg of bij het bord?
Het gerechtshof te Leeuwarden heeft als hoogste rechter voor gewone verkeersboetes een opmerkelijke beslissing genomen. De kantonrechter heeft in eerste instantie het beroep van de betrokkene gegrond verklaard. De officier van justitie heeft tegen deze beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Aan de betrokkene is een administratieve sanctie van € 240,- opgelegd ter zake van “op autosnelweg buiten noodzaak gebruik maken van vluchtstrook”, welke gedraging zou zijn verricht op 15 april 2010 om 07:45 uur op de Rijksweg A58 te Sint Willebrord.
De betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake meer was van een autosnelweg. Hij reed op de afrit van de A58 en was het bord G2 (einde autosnelweg), dat op een afstand van 65 meter vóór de kruising van de afrit met de Poppestraat is geplaatst, al gepasseerd. Vóór dat kruispunt stonden drie auto's te wachten die links af wilden slaan. Omdat de betrokkene rechtsaf wilde slaan is hij die auto's gepasseerd. Daarbij heeft hij de doorgetrokken streep met de rechter voor- en achterband van zijn auto overschreden. De betrokkene heeft foto's van de situatie ter plaatse overgelegd. Een op 8 februari 2011 door de verbalisant opgemaakt ambtsedig proces-verbaal van bevindingen houdt in - voor zover hier van belang -: "[betrokkene] is van mening dat na het bord G2 de snelweg direct eindigt. Dat is echter niet het geval. Dit bord G2 heeft men met een duidelijke bedoeling op 60 meter van de kruising geplaatst. Dit om het overzicht op de kruising te behouden. [betrokkene] had zich de moeite kunnen besparen door aan de overkant van de weg te kijken alwaar men de snelweg oprijdt. Hier staat namelijk ook het bord G2 (het hof leest: G1) maar dan gelijk als men de snelweg/oprit oprijdt. [betrokkene] (toevoeging hof: heeft) daarom onterecht de vluchtstrook gebruikt. Het is niet van belang of [betrokkene] voor of na het bord G2 de vluchtstrook is opgereden. En volgens [betrokkene] heeft hij slechts met zijn rechter wielen over de vluchtstrook gereden, gezien de breedte van de weg is dit echter onmogelijk omdat hij anders nooit de drie voertuigen voor hem had kunnen passeren zoals hij zelf heeft verklaard." Bij de bestreden beslissing heeft de kantonrechter - voor zover hier van belang - overwogen: "In vergelijking met andere verkeersborden waarvan het ge- of verbod meteen bij het passeren van dat bord geldt, kan er - mede op grond van het voorgaande - niet van worden uitgegaan dat na het passeren van het bord "einde snelweg" nog sprake is van een snelweg of vluchtstrook, waardoor niet is komen vast te staan dat betrokkene de hem verweten gedraging heeft verricht." De officier van justitie heeft in hoger beroep gesteld dat, gelet op de aard en inrichting van de weg, ter plaatse van de gedraging wel degelijk sprake was van een vluchtstrook. Wanneer een autosnelweg overgaat in een andere weg dan wordt dit aangegeven door bord G2 te plaatsen op 300 meter voor de overgang. In casu was het bord G2, zoals de verbalisant in zijn aanvullend proces-verbaal heeft aangegeven, bewust op 60 meter van de kruising geplaatst om het overzicht op de kruising te behouden. Dat laat onverlet dat waar de betrokkene de doorgetrokken streep heeft overschreden sprake is van een vluchtstrook. Nu de betrokkene de noodzaak van het gebruik van de vluchtstrook niet heeft aangetoond had de kantonrechter het beroep van de betrokkene niet gegrond kunnen verklaren, aldus de officier.
Volgens het hof maakt een afrit deel uit maakt van de autosnelweg. Het hof kan de betrokkene niet volgen in zijn - door de kantonrechter gehonoreerde - verweer. Een redelijke wetstoepassing brengt naar het oordeel van het hof mee dat in een geval als het onderhavige, waarin het bord G2 op enige afstand vóór het einde van de van de autosnelweg deel uit makende afrit is geplaatst, terwijl boven elke redelijke twijfel verheven is dat die plaatsing niet verband houdt met een wijziging van de aard of de inrichting van de weg doch slechts ertoe strekt te voorkomen dat andere aldaar geplaatste verkeerstekens geheel of gedeeltelijk aan het zicht zouden worden onttrokken, aan het bord G2 niet de betekenis toekomt dat met de aard van de autosnelweg verband houdende regels vanaf het passeren van het bord tot het einde van dat wegvak geen gelding meer hebben. Het voorgaande brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter alsnog niet in stand kan blijven. Ik ben benieuwd wat de Hoge Raad hiervan vindt als die ooit over deze uitleg een oordeel mag geven. Helaas gaat de Hoge Raad niet over verkeersboetes als deze en moeten we het nemen zoals dit ene gerechtshof oordeelt. Reeds in 2000 heeft de wetgever dit rechtsgebied namelijk uitgesloten van cassatie.
Clemens Meerts