De heer F.M. te Roggel heeft een oldtimer uit 1925. Enkele jaren gelden is de motor stuk gegaan en zonder vervangende onderdelen loopt hij niet meer. Meerdere jaren is de auto geschorst geweest, behalve in oktober 2007 is M. dit vergeten. Voor de APK had dit nog wel gemoeten, want auto’s van vóór 1960 moesten nog tot 1 januari 2008 goedgekeurd zijn. Uitgerekend één week voor aanvang van dit nieuwe regiem doet de RDW een registercontrole en ontdekt dat “het keuringsbewijs zijn geldigheid heeft verloren”. Het CJIB in Leeuwarden stuurt M. daarvoor een boete, een zogeheten “beschikking”. Maar met die beschikking is ook wat opvallends aan de hand, namelijk dat deze gedateerd is op 2 januari 2008. Namens M. stel ik tegen deze beschikking beroep in bij de officier van justitie, met het argument dat de boete moet worden vernietigd, omdat ten tijde van het opleggen van de boete het gepleegde feit niet meer strafbaar was. De officier wijst het beroep af, met als reden dat men niet vooruit kan lopen op veranderingen van wet- en regelgeving in de toekomst. In ga tegen de beslissing van de officier in beroep bij de kantonrechter. Naar mijn mening dient volgens het strafrecht de voor de verdachte gunstigste bepaling te worden toegepast, als de wet na het begaan van een feit is veranderd. De kantonrechter oordeelt: “Het voertuig van betrokkene was, blijkens een RDW-registercontrole op 27 december 2007 niet periodiek gekeurd, hetgeen zijdens betrokkene ook wordt erkend. Daarmee staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat de gedraging zoals aan betrokkene wordt verweten, is verricht. Voor het vaststellen van de gedraging is van belang de datum van constateren van de gedraging en die de datum van ontvangst van de beschikking. De kantonrechter ziet in deze zaak, met name nu de verplichting voor het periodiek keuren van het onderhavige voertuig per 1 januari 2008 is komen te vervallen – 7 dagen na de datum van de controle – aanleiding om de sanctie te matigen tot nihil“.