TerugIn de actuele discussie over het recht op loonkostenvoordeel (LKV) bij de overgang van een onderneming, zoals in dit geval van een VOF naar een BV van dezelfde eigenaar, waarbij verder helemaal niets wijzigt, heeft het gerechtshof in Den Bosch een cliënt van Meerts in het gelijk gesteld. Dit oordeel past bij de conclusie van de Advocaat-Generaal in een lopende cassatiezaak ECLI:NL:PHR:2023:341.
De Belastingdienst wilde aanvankelijk cassatie instellen op de volgende gronden, maar heeft hiervan afgezien:
Allereerst weten we nog niet of de Hoge Raad de zienswijze van de AG volgt en de Hoge Raad daarmee het LKV ook van toepassing acht op de overnemer in het kader van een wovon situatie.
Mogelijk dat hier wel op korte termijn duidelijkheid over komt zodat het nog niet zeker is of dit punt wel een geschilpunt blijft vormen.
Wel ben ik het met mijn collega eens dat de overnemer naar mijn oordeel geen recht heeft op een LKV voor gewerkte uren bij de overdragende werkgever. De overdragende werkgever kan mogelijk een zelfstandig recht hebben op LKV, mits deze aan de voorwaarden voldoet.
Op dit punt volgen wij het oordeel van het gerechtshof niet en menen wij dat het gerechtshof tot een onjuiste uitspraak is gekomen. Het oordeel van de Hoge Raad (ECLI:NL:PHR:2023:341) zal geen antwoord geven op dit punt zodat daarover het oordeel van de Hoge Raad andermaal noodzakelijk is.
Zie: Uitspraak gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 22/01225Terug