TerugAan de betrokkene is als kentekenhouder een sanctie opgelegd van € 250 voor rechts inhalen.
Mr. Meerts voert onder andere aan dat de ambtenaar heeft besloten niet zelf staande te houden, terwijl dit wel redelijkerwijs mogelijk was. Er is geen goede reden gegeven waarom dit niet zou kunnen. Daardoor is ten onrechte de kentekenhouder in plaats van de bestuurder bekeurd.
Art. 5 van de Wet (WAHV) luidt als volgt:
“Indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, wordt de sanctie opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven”.
Uit dit artikel volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder aanstonds vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens de notities van de ambtenaar van politie heeft er in dit geval geen staandehouding plaatsgevonden, omdat de ambtenaar reed in een onopvallende auto, gekleed was in operationeel politie-tenue en een stopteken geven niet mogelijk was.
De ambtenaar heeft desgevraagd aanvullend verklaard:
“Reden dat ik de bestuurder geen stopteken had gegeven is omdat ik reed in een niet uitgeruste onopvallende auto. Ik ben als aspirant werkzaam. Op het moment van bekeuren zat ik in kwartiel 5 van de Politieacademie te Eindhoven. Ik besloot dat ik nog niet ver genoeg in de opleiding zat om de bestuurder zelfstandig achterna te rijden en deze bestuurder een stopteken te geven. Dit in combinatie met het feit dat ik reed in een niet uitgeruste onopvallende auto zorgde ervoor dat ik besloot de bestuurder niet staande te houden”.
Volgens het Hof laten deze verklaringen onduidelijkheid bestaan over de vraag of het voertuig waarin de ambtenaar reed al dan niet was voorzien van mogelijkheden om een stopteken te geven. De opmerking dat de auto niet was uitgerust, suggereert dat, maar uit de opmerkingen met betrekking tot de fase van de opleiding van de ambtenaar, zou kunnen worden afgeleid dat de auto wel was voorzien van mogelijkheden om een stopteken te geven, maar dat het stopteken pas kon worden gegeven nadat de bestuurder was gevolgd waartoe de ambtenaar zich niet in staat achtte. En dat roept de vraag dan weer de vraag op waarom de ambtenaar niet direct een stopteken had kunnen geven. Aldus rijzen zoveel vragen bij de door de ambtenaar gegeven verklaring dat deze niet de grondslag kan zijn voor het oordeel dat terecht is afgezien van staandehouding. Hij had derhalve moeten staande houden, daarom kan de sanctie niet in stand blijven en het Hof vernietigt de sanctie.
Bron: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 december 2023, WAHV 200.322.446
Terug