Recente jurisprudentie verkeersboetes

Terug

Agent moet boete aankondigen

Aan betrokkene is een boete opgelegd. De verkeersovertreding waarvoor de boete is opgelegd is: ‘als bestuurder met een motorvoertuig of als brom- of snorfietser onnodig geluid veroorzaken’, verricht met een motorfiets. De opgelegde boete bedraagt € 289,00.

Betrokkene heeft tegen de boete beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft het beroep op 11 maart 2025 op de zitting behandeld. Na afloop van de zitting heeft de kantonrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Betrokkene voert aan dat hij in eerste instantie voor zijn snelheid was staande gehouden, omdat de verbalisant dacht dat zijn voertuig een brommer was. Betrokkene stelt dat de verbalisant hem daarna vragen heeft gesteld over de verlichting en banden en vervolgens een geluidsmeting heeft uitgevoerd met zijn telefoon. Betrokkene stelt dat de verbalisanten pas nadat zij met de auto waren vertrokken de sanctie voor onnodig geluid hebben opgelegd. Betrokkene voert verder aan dat het voertuig is goedgekeurd door de RDW. 

De vertegenwoordiger van het OM stelt ter zitting dat het niet ongebruikelijk is dat verbalisanten tijdens de staandehouding het voertuig nog controleren. De vertegenwoordiger stelt zich op het standpunt dat de waarneming van de verbalisant losgekoppeld moet worden van het gesprek met betrokkene en verzoekt de kantonrechter het beroep ongegrond te verklaren.

De verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht, luidt als volgt: “Ik, verbalisant, zag genoemd voertuig door de Stationsweg te Drachten rijden. Ik zag dat het voertuig een snelheid van ongeveer 50 km per uur reed. Ik hoorde dat het motor toerental verhoogd werd en hoorde luide klappen uit de uitlaad. Ik zag dat het voertuig niet sneller ging rijden. Ik zag dat er in de straat verschillende mensen op het terras zaten.” In het aanvullend proces-verbaal verklaart de verbalisant onder andere dat hij zich de details van de controle niet kan herinneren. Verder verklaart de verbalisant dat het kan kloppen dat het geluid is gemeten middels een applicatie op de telefoon, maar dat deze applicatie inmiddels niet meer in gebruik is.

De kantonrechter overweegt dat de verklaring van de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal correspondeert met de beroepsgronden van betrokkene, waardoor de kantonrechter de door betrokkene omschreven situatie aannemelijk acht. In dat verband merkt de kantonrechter op dat de verbalisant zich de situatie niet goed meer kan herinneren. Gelet op vorenstaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat aan betrokkene tijdens de staandehouding niet een boete voor onnodig geluid is opgelegd. Nu betrokkene niet de mogelijkheid heeft gehad om op de oplegging van deze boete te reageren, is de kantonrechter van oordeel dat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt te boete. 

Bron: extract van de uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2025:1325


De dreigende agent

De geconstateerde verkeersovertreding is ‘als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden’, verricht met een bedrijfsauto. De opgelegde sanctie bedraagt € 389,00.
Betrokkene betwist dat hij een mobiel elektronisch apparaat vasthield. Volgens hem had hij een lampje vast. Bij de staandehouding liet hij dit zien aan de verbalisant, die volgens betrokkene zichtbaar twijfelde. Vervolgens dreigde de verbalisant met een proces-verbaal op grond van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 in plaats van een bekeuring voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat, waarop betrokkene – voor zijn gevoel onder dwang – heeft gekozen voor het laatste.

De vertegenwoordiger van het OM stelt zich op het standpunt dat de gedraging niet kan worden vastgesteld. Volgens hem mag worden aangenomen dat verbalisanten het goed kunnen zien als zij vlak langs een voertuig rijden. Het is daarom moeilijk voor te stellen dat een lamp is aangezien voor een mobiele telefoon. Maar de manier waarop de discussie is verlopen vindt de vertegenwoordiger raar. Bij het opleggen van een grote boete moet je overtuigd zijn en dat staat niet vast.

De kantonrechter overweegt als volgt. De verkeersovertreding kan niet worden vastgesteld. De verbalisant heeft verklaard dat hij betrokkene tijdens het rijden een mobiele telefoon horizontaal boven het stuur zag vasthouden met de rechterhand. Bij de staandehouding herkende hij de iPhone van betrokkene als het apparaat dat tijdens het rijden werd vastgehouden. Toen betrokkene aangaf dat het een buitenlamp was die hij alvast bekeek omdat hij die straks moest installeren, en geen mobiele telefoon, zei de verbalisant tegen hem dat hij het nog gevaarlijker vond dat betrokkene achter het stuur met zijn werkzaamheden bezig was en niet met het verkeer om hem heen. Toen de verbalisant dreigde met een boete op grond van artikel 5 van de WVW 1994 – die volgens de verbalisant gevolgen kon hebben voor het rijbewijs van betrokkene, zei betrokkene dat hij dan maar een boete moest opleggen voor de mobiele telefoon. De verbalisant heeft een foto van de lamp gemaakt en deze bij het zaakoverzicht gevoegd. De kantonrechter maakt uit deze gang van zaken op dat de verbalisant kennelijk twijfelde aan zijn eigen waarneming. Hij dreigde immers met een boete op grond van artikel 5 van de WVW 1994 en liet betrokkene kiezen voor een boete voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat, die vreesde voor het behoud van zijn rijbewijs. Er bestaat daarom reden om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisant en die twijfel wordt in het voordeel van betrokkene uitgelegd. De kantonrechter verklaart het beroep gegrond en vernietigt te boete. 

Bron: extract van de uitspraak ECLI:NL:RBNNE:2025:1239

 

Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES