De media-aandacht rondom trajectcontrolesystemen vormt voor het Bureau Verkeershandhaving Openbaar Ministerie aanleiding extra uitleg te geven over de werking van de systemen. Trajectcontrolesystemen meten over langere afstand de gemiddelde snelheid van passerende voertuigen. Op punt A start de meting die op punt B wordt beëindigd. De tijd die het voertuig erover doet, afgezet tegen de afstand tussen A en B is de gemiddelde snelheid van het voertuig. De trajectcontrolesystemen op wegen met op- en afritten zijn opgedeeld in meerdere secties. De trajectcontrolesystemen met meerdere secties staan ondermeer op de A20, de A12 bij Utrecht op de parallelrijbaan en de A10. De kortste afstand van een sectie is op dit moment ruim 900 meter. Het is mogelijk dat de weggebruiker niet alle secties passeert, omdat hij bijvoorbeeld tussentijds afslaat. Per sectie wordt de gemiddelde snelheid berekend. Wanneer je binnen één sectie te hard rijdt, volgt een bekeuring. Dit sluit aan bij de werking van een trajectcontrolesysteem zoals deze bekend is. Voor weggebruikers blijft het van belang om zich over het hele traject aan de maximaal toegestane limiet te houden. Verkeersdeelnemers kunnen bij een systeem met meerdere secties nooit meer dan één bekeuring krijgen. Alleen voor de hoogste overtreding wordt een bekeuring opgelegd. Veel weggebruikers vinden trajectcontrole een eerlijk meetmiddel omdat over langere afstand wordt gemeten.