Tip: Vaak zijn boetes voor 'parkeren in park of plantsoen' niet terecht

Terug

De in Nederland hoogste gerechtelijke instantie voor kleine verkeersovertredingen, het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, heeft onlangs mijn visie bevestigd inzake beboeting voor het parkeren in een park of plantsoen. Daar wordt best veel voor bekeurd, maar zelden terecht. Van kantonrechters kreeg ik daar jaren geleden veel bijval voor, maar de laatste jaren niet meer. Hoger beroep stond echter niet open, omdat het destijds een boete betrof van niet meer dan € 70. Door de gestegen boetetarieven kan men nu ook bij een boete voor deze overtreding in hoger beroep. Onlangs bleek dat succesvol te zijn.

 

 

Naar mijn mening is er vaak geen sprake van enig serieus te nemen aangelegde groenvoorziening. In veel gevallen betreft het niet meer dan een al dan niet platgereden stuk gras. In dergelijke gevallen concludeerden kantonrechters tot voor kort toch dat men daar niet mag parkeren. Zulks ten onrechte, waartegen men thans succesvol hoger beroep kan instellen als kantonrechters weigerachtig blijven, hetgeen – vreemd maar waar - veelvuldig voorkomt. De rechtspraak heeft de uitspraak van het gerechtshof als volgt samengevat:

 

Parkeren in strijd met artikel 10 RVV 1990 of artikel 5.1.10 van de APV Arnhem? Aan de betrokkene was een sanctie opgelegd ter zake van feitcode R315B: “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad etc.). De kantonrechter deelde de visie van de betrokkene dat zij niet in strijd met artikel 10 RVV 1990 had gehandeld nu haar auto op een naast de rijbaan gelegen braakliggend terrein met onverharde ondergrond stond. De kantonrechter wijzigde de in de inleidende beschikking vermelde gedraging echter in feitcode R406: “een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken.” De betrokkene is het met die wijziging niet eens en voert in hoger beroep aan dat op het onverharde stuk grond geen beplanting van enige betekenis staat. Het hof deelt die visie zodat niet kan worden vastgesteld dat de betrokkene artikel 5.1.10 van de APV Arnhem heeft overtreden. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover in hoger beroep aan de orde, beoordeelt de oorspronkelijk opgelegde sanctie en concludeert dat ook die gedraging niet is verricht.

 

Bron: gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2015:407

 

Clemens Meerts Beegden

email: clemens@meerts.nl 



Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES