ECLI:NL:GHLEE:2012:BX0434
TerugInstantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
24-01-2012
Datum publicatie
05-07-2012
Zaaknummer
200.092.116
Rechtsgebieden
Bestuursrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
In het kader van artikel 9 Wahv kan ook de motivering van de beslissing van de officier van justitie worden beoordeeld. Die beslissing is in dit geval niet deugdelijk gemotiveerd omdat deze niet inzichtelijk maakt waarom de aangevoerde gronden geen doel treffen.
Wetsverwijzingen
Algemene wet bestuursrecht 7:26
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 9
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 20d
Uitspraak
WAHV 200.092.116
24 januari 2012
CJIB 146801396
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Utrecht
van 21 juli 2011
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Utrecht genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de beslissing van de kantonrechter niet juist is. In de procedure bij de kantonrechter heeft hij twee argumenten aangevoerd. De kantonrechter heeft verzuimd te beslissen op de grond dat het op de beschikking vermelde sanctiebedrag € 74,- gelet op het vertrouwensbeginsel gematigd dient te worden tot € 66,-, nu dat laatste bedrag is ingevuld op de aankondiging van beschikking. De kantonrechter heeft niet juist beslist op het argument dat de beslissing van de officier van justitie wegens een motiveringsgebrek vernietigd dient te worden. Het door de gemachtigde aangevoerde argument dat de cautie niet gegeven is, is een beroepsgrond ex artikel 9, sub b, WAHV. De officier van justitie kan daarop niet, zoals hij heeft gedaan, beslissen op grond van artikel 9, sub a, van de WAHV, aldus de gemachtigde. De gemachtigde verwijst daarbij naar de uitspraak van het hof in de zaak WAHV 200.069.649.
2. De kantonrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en daartoe onder andere het volgende overwogen:
"De kantonrechter stelt vast dat bij de beslissing op het administratief beroep is overwogen dat "de door (betrokkene) gegeven argumenten de officier van justitie onvoldoende aanleiding geven om de beschikking te vernietigen of het sanctiebedrag te verlagen." De kantonrechter stelt hieromtrent vast dat deze afwijzing zowel betrekking heeft op de a-grond als de b-grond van artikel 9 van de WAHV. De omstandigheid dat de beslissing van de officier van justitie op een gestandaardiseerde wijze is gemotiveerd, brengt verder niet met zich mee dat de beslissing niet rechtsgeldig is."
3. Het hof stelt vast dat de kantonrechter niet is ingegaan op hetgeen de gemachtigde heeft aangevoerd over de hoogte van de sanctie. Dat brengt mee dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd dient te worden. Het hof zal, op de voet van artikel 20d, eerste lid, WAHV doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
4. Met betrekking tot het argument van de gemachtigde dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk is gemotiveerd overweegt het hof dat het vaste jurisprudentie is dat in het kader van een beroep ex artikel 9 van de WAHV ook de motivering van de beslissing van de officier van justitie aan de orde kan komen. Artikel 9 van de WAHV richt zich niet tot de officier van justitie maar tot de kantonrechter en degene die bij hem beroep instelt. Het is daarom niet relevant te bepalen of de motivering van de beslissing van de officier van justitie op het tegen de inleidende beschikking ingestelde beroep is te lezen als een op artikel 9, tweede lid, onder a of b van de WAHV toegesneden motivering.
5. De gemachtigde van de betrokkene had tegen de inleidende beschikking aangevoerd dat aan de betrokkene ten onrechte niet de cautie is gegeven en dat het op de beschikking vermelde sanctiebedrag € 74,- gelet op het vertrouwensbeginsel gematigd dient te worden tot € 66,-, nu dat laatste bedrag is ingevuld op de aankondiging van beschikking. Ter onderbouwing is een kopie van de aankondiging van beschikking overgelegd.
6. De beslissing van de officier van justitie luidt als volgt:
"U hebt beroep ingesteld tegen de opgelegde sanctie. U voert argumenten aan waarom u vindt dat u ten onrechte bent bekeurd.
De officier van justitie heeft een afweging gemaakt tussen de door u genoemde argumenten en de constatering van de verbalisant. De door u genoemde argumenten geven de officier van justitie onvoldoende aanleiding om de beschikking te vernietigen of het sanctiebedrag te verlagen.
Alles overwegende verklaart de officier van justitie het beroep ongegrond."
7. In artikel 7:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
8. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk gemotiveerd is nu deze beslissing niet inzichtelijk maakt waarom de aangevoerde gronden geen doel treffen. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie niet in stand kan blijven.
9. In hoger beroep heeft de gemachtigde het argument met betrekking tot de cautie niet gehandhaafd. Met betrekking tot de vraag of het bedrag van de sanctie moet worden vastgesteld op € 66,- overweegt het hof het volgende. Er bestaat geen aanleiding om te vermoeden dat de door de gemachtigde overgelegde kopie van de aankondiging van beschikking afwijkt van het origineel. Nu de verbalisant op de aankondiging van beschikking een sanctiebedrag van € 66,- had vermeld, bestaat er aanleiding het bedrag van de sanctie in de inleidende beschikking te wijzigen en vast te stellen op € 66,-.
10. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigen en, doende wat de kantonrechter had behoren te doen, het beroep gegrond verklaren, de beslissing van de officier van justitie vernietigen en het bedrag van de sanctie in de inleidende beschikking vaststellen op € 66,-.
11. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld is er aanleiding voor vergoeding van proceskoten in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De volgende proceshandelingen komen voor vergoeding in aanmerking: indiening van de beroepschriften bij de officier van justitie, de kantonrechter en het hof en de nadere toelichting op het hoger beroep (3,5 punten). Het hof kent aan de zaak wegingsfactor 0,5 (licht) toe. Op basis van de vastgestelde vergoeding van € 437,- per punt zal het hof daarom een vergoeding toekennen van € 764,75.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 18 januari 2011;
wijzigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 146801396 de administratieve sanctie is opgelegd in zoverre dat het bedrag van de sanctie wordt vastgesteld op € 66,-;
bepaalt dat van hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld een bedrag van € 8,-, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 764,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.
Download dit succesTerug