ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1611

Terug

Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Datum uitspraak
29-10-2012
Datum publicatie
30-10-2012
Zaaknummer
200.110.447
Rechtsgebieden
Bestuursrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Proceskostenveroordeling
Inhoudsindicatie
Sanctie ter zake van “niet voldoen aan aanwijzing van bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar" (feitcode R630a)". De bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen als bepaald in artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990, is louter bedoeld ter regeling van het verkeer. De aanwijzing tot stoppen is niet gegeven in verband daarmee. Sanctie ten onrechte opgelegd.

Wetsverwijzingen
Besluit proceskosten bestuursrecht 2
Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 20d

Uitspraak
WAHV 200.110.447
29 oktober 2012
CJIB 151052841
Gerechtshof te Leeuwarden

Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Roermond
van 6 juni 2012
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Roermond genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.

De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 180,- opgelegd ter zake van “niet voldoen aan aanwijzing van bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaar” (feitcode R630a), welke gedraging zou zijn verricht op 2 maart 2011 om 13.55 uur op de Burgemeester Geuljanslaan te Roermond met het voertuig met het kenteken [00-AB-AB].

2. De gemachtigde voert namens de betrokkene in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte stelt dat de betrokkene gezien heeft dat de verbalisant hem een stopteken gaf. De betrokkene verklaart enkel dat hij heeft gezien dat iemand de rotonde op kwam. De betrokkene verklaart echter niets over een stopteken. Gelet op de verkeerssituatie ten tijde van de vermeende gedraging is dit ook niet heel vreemd. Ook was er geen enkele aanleiding voor het stopteken, nu de betrokkene de gordel wel droeg. De betrokkene had derhalve geen enkele reden om te denken dat hij staande gehouden zou worden. Ook is opvallend dat een stopteken zou zijn gegeven, terwijl bij de controles op deze locatie (zo ook in dit geval) de (vermeende) overtreders altijd naar de parkeerplaats gestuurd worden door de agent die de overtreders ''uit het verkeer pikt'' c.q. op de rotonde staat. Nu de betrokkene geen stopteken heeft waargenomen, een stopteken niet begrijpelijk is in deze situatie én er geen reden was om een stopteken te geven, heeft hij de verweten gedraging niet althans niet verwijtbaar begaan.

3. De bij feitcode R630a behorende gedraging is een overtreding van het eerste lid, sub a van artikel 82 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

Artikel 82 van het RVV 1990 luidt als volgt:

“1.Weggebruikers zijn verplicht de aanwijzingen op te volgen die mondeling of door middel van gebaren worden gegeven door:

a. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare ambtenaren,

b. de militairen van de Koninklijke Marechaussee voor zover niet behorend tot de in onderdeel a bedoelde ambtenaren,

c. de daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaars, en

d. de personen die optreden tijdens de praktijklessen of het praktijkexamen in het kader van een opleiding tot verkeersregelaar of een cursus voor verkeersregelaars, voor de duur van deze praktijklessen of dit praktijkexamen en voor zover gebruikt wordt gemaakt van de bij ministeriële regeling voor verkeersregelaars voorgeschreven kleding.

2. Bij het geven van aanwijzingen door middel van gebaren worden, voor zover mogelijk, de in bijlage II vastgestelde aanwijzingen gegeven.

3. (…).”

4. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt, naast de in de beschikking vermelde datum, tijd, plaats en het kenteken van het voertuig, onder meer het volgende in:

“Opmerkingen ambtenaar 1:

Ik was toezichthouder en was gekleed in volledig politieuniform met daarover een opvallend geel veiligheidshesje, met daarop (het hof leest: aan) de voor- en achterkant politie gedrukt. Ik gaf een stopteken, omdat ik via de portofoon door kreeg, dat de bestuurder geen gordel droeg. Ik gaf het stopteken duidelijk en op de voorgeschreven wijze op de rotonde. Vervolgens kon een collega op motor de bestuurder stilhouden. (…).

Verklaring betrokkene: ik heb de agent niet gezien en ik heb wel gezien, dat iemand anders de rotonde op kwam, maar ik dacht dat dat voor iemand anders was.”

5. Het hof overweegt dat de bevoegdheid tot het geven van aanwijzingen, als bepaald in artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990, louter is bedoeld ter regeling van het verkeer. Hoewel de vorm waarin dergelijke aanwijzingen worden gegeven zonder bezwaar kan worden aangewend indien sprake is van het doen stilhouden van een bestuurder ter uitoefening van een algemene controlebevoegdheid of naar aanleiding van het constateren van een overtreding, kan in een dergelijk geval geen sanctie worden opgelegd ter zake van overtreding van artikel 82, eerste lid, van het RVV 1990. Het hof is van oordeel dat uit de verklaring van de verbalisant blijkt dat de aanwijzing tot stoppen niet is gegeven in verband met het regelen van het verkeer ter plaatse. Gelet hierop heeft de verbalisant ten onrechte een sanctie opgelegd voor een gedraging met feitcode R630a.

6. Het voorgaande brengt mee dat de onderhavige sanctie naar het oordeel van het hof ten onrechte aan de betrokkene is opgelegd. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen, het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen. De overige bezwaren van de gemachtigde behoeven daarom geen bespreking meer.

7. Nu de betrokkene in het gelijk wordt gesteld zijn er termen aanwezig om de door de betrokkene gemaakte kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand te vergoeden. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van het hoger beroepschrift. Ingevolge de Bijlage bij het toepasselijke Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan het indienen van de beroepschriften 1 punt (elk) toegekend. Het hof zal derhalve 2 punten toekennen. De waarde per punt bedraagt € 437,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Het hof zal de advocaat-generaal derhalve veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 437,- (2 x € 437,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 6 september 2011, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 151052841 de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 WAHV tot zekerheid is gesteld, te weten een bedrag van € 186,-, door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 437,-.

Dit arrest is gewezen door mrs. Dijkstra, Beswerda en Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Meulen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting, zijnde mr. Van Schuijlenburg buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Download dit succes

Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES