ECLI:NL:GHARL:2020:8590

Terug

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
22-10-2020
Datum publicatie
10-11-2020
Zaaknummer
Wahv 200.241.456/01
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Artikel 5 Wahv. De enkele verklaring van de ambtenaar dat de bestuurder op een motorscooter op het fietspad reed, is onvoldoende om te concluderen dat er geen reële mogelijkheid was de bestuurder staande te houden.

Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer
: Wahv 200.241.456/01

CJIB-nummer
: 199623297

Uitspraak d.d.
: 22 oktober 2020

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 13 maart 2018, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “als bestuurder van een rijdend motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 12 juli 2016 om 17.36 uur op de Aalsterweg in Eindhoven met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .

2. De gemachtigde is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Hij voert hiertoe onder meer aan dat de kantonrechter heeft overwogen dat er geen gelegenheid was om staande te houden, omdat de motorscooter op het fietspad reed. Dit betreft slechts een feit en geeft geen inzicht in de (on)mogelijkheid om staande te houden.

3. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.

4. In het zaakoverzicht dat zich in het dossier bevindt verklaart de ambtenaar dat er geen gelegenheid was de betrokkene staande te houden. Als reden wordt genoemd dat de betrokkene op een motorscooter over het fietspad reed.

5. Naar het oordeel van het hof is de verklaring van de ambtenaar dat de betrokkene op een motorscooter over het fietspad reed op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat er geen reële mogelijkheid was tot staandehouding. Voor die conclusie is dit feit niet redengevend. Feiten en omstandigheden op basis waarvan wel kan worden geoordeeld dat geen mogelijkheid was tot staandehouding, zijn in de verklaring van de ambtenaar niet opgenomen. Hoewel dit verweer al in de procedure bij de kantonrechter naar voren is gebracht, heeft het openbaar ministerie geen nader onderzoek ingesteld. Het hof acht het niet geraden om thans alsnog nadere informatie op te (doen) vragen bij de ambtenaar.

6. Nu op grond van de stukken niet blijkt dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan, moet het ervoor worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv. Dit brengt mee dat de sanctie ten onrechte aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld. De overige bezwaren van de gemachtigde behoeven in verband hiermee geen bespreking meer.

7. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Er is beroepsmatig rechtsbijstand verleend. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 918,75 (= 1 x 3,5 x € 525,- x 0,5).

De beslissing
Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter,

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 918,75.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Werdmüller von Elgg als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.

Download dit succes

Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES