ECLI:NL:GHARL:2020:8738

Terug

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27-10-2020
Datum publicatie
10-11-2020
Zaaknummer
Wahv 200.244.176/01
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Mobiele telefoon vasthouden. De betrokkene heeft meteen bij de staandehouding verklaard dat hij geen telefoon, maar een zonnebril vasthield. Omdat niet blijkt dat de ambtenaar heeft geverifieerd of dit het geval kan zijn geweest, bestaat twijfel of de gedraging is verricht. Volgt vernietiging van de sanctiebeschikking.

Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer
: Wahv 200.244.176/01

CJIB-nummer
: 206166383

Uitspraak d.d.
: 27 oktober 2020

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 19 april 2018, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.

Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.

De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Wel is een aanvullend stuk in het geding gebracht, in afschrift verzonden aan de gemachtigde van de betrokkene.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hierop bij schrijven van 3 oktober 2018 gereageerd.

De beoordeling
1. De bezwaren die namens de betrokkene zijn opgeworpen, richten zich onder meer tegen de inleidende beschikking waarbij aan de betrokkene een sanctie is opgelegd van € 230,- voor: “als bestuurder tijdens het rijden een mobiele telefoon vasthouden”. Deze gedraging zou zijn verricht op 28 maart 2017 om 09:22 uur op de Sint Wirosingel in Roermond met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .

2. Aangevoerd wordt dat de betrokkene geen mobiele telefoon, maar een zonnebril in zijn hand had tijdens het rijden. In bepaalde posities zou een zonnebril best voor een telefoon aan gezien kunnen worden, aldus de gemachtigde. Dat ambtenaren getraind zijn om dergelijke waarnemingen te doen, zoals de kantonrechter overweegt, mist feitelijke grondslag. Het is de gemachtigde bekend dat dit niet het geval is. De gemachtigde verzoekt het hof om de verweren in de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter dienaangaande opnieuw te beoordelen. Kort gezegd wijst de gemachtigde er in die procedures op dat de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht slechts inhoudt dat is waargenomen dat de bestuurder tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp heeft vastgehouden en dat niets bekend is over wat de ambtenaren nu precies hebben gezien en hoe, vanuit welke positie, zij dit hebben gedaan. Dat na de staandehouding een mobiele telefoon is waargenomen, zegt niet dat deze telefoon is vastgehouden tijdens het rijden. In reactie op het door de advocaat-generaal in het geding gebrachte stuk, een proces-verbaal van de betreffende ambtenaar, voert de gemachtigde nog aan dat hierin slechts een algemene werkwijze van de ambtenaar wordt beschreven, maar niets over de concrete situatie in de onderhavige zaak.

3. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende verklaring:

“Ik zag dat de bestuurder tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp met zijn rechterhand vasthield. Bij de staandehouding zag ik dat het een mobiele telefoon betrof van het merk: Apple.(…)

Verklaring betrokkene: Ik had mijn zonnebril in mijn hand en naar mijn mening is dat toch niet verboden.”

4. In het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal valt te lezen dat de ambtenaar zich het specifieke voorval niet meer kan herinneren. Vervolgens beschrijft hij uitvoerig de door hem gehanteerde werkwijze bij het controleren (en eventueel verbaliseren) op gedragingen als de onderhavige. Hij besluit met: “De betrokkene heeft tijdens de staandehouding een mobiele telefoon laten zien aan verbalisant [B] .”

5. Gelet op hetgeen namens de betrokkene gedurende de gehele procedure consistent en vasthoudend is aangevoerd, is bij het hof gerede twijfel ontstaan of de gedraging is verricht. Op basis van de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht kan worden vastgesteld dat hij heeft waargenomen dat de betrokkene tijdens het rijden een op een telefoon gelijkend voorwerp heeft vastgehouden, maar niet of dit voorwerp daadwerkelijk een mobiele telefoon betrof. In zijn eerste verklaring stelt de ambtenaar weliswaar bij staandehouding te hebben gezien dat het een mobiele telefoon van het merk Apple betrof, maar niet wordt duidelijk, ook niet in het aanvullend proces-verbaal, dat dat het voorwerp was dat de bestuurder tijdens het rijden in zijn hand had en niet een zonnebril. Niet is gebleken dat de ambtenaar na de staandehouding, waarbij de betrokkene verklaart een zonnebril te hebben vastgehouden, een en ander heeft geverifieerd. Gelet hierop kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dat de ambtenaar in het aanvullend proces-verbaal in zijn algemeenheid omschrijft dat hij bij twijfel geen proces-verbaal opmaakt, doet daaraan niet af. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Het hof zal beslissen als hierna te melden. De overige bezwaren behoeven, gelet op het voorgaande, geen bespreking meer.

6. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende voor vergoeding in aanmerking komende proceshandelingen verricht: het indienen van het administratief beroepschrift, hoorzitting (telefonisch) bij de officier van justitie, het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het verschijnen ter zitting van de kantonrechter, het indienen van het hoger beroepschrift en het indienen van een nadere toelichting.

7. Aan het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient één punt te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigings-bevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. Aan het indienen van een nadere toelichting dient een halve punt te worden toegekend.

8. De waarde per punt bedraagt € 525,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van in totaal € 1.312,50 (= 5 x € 525,- x 0,5).

De beslissing
Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1.312,50.

Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.

Download dit succes

Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES