ECLI:NL:GHARL:2020:8835

Terug

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29-10-2020
Datum publicatie
10-11-2020
Zaaknummer
Wahv 200.243.008/01
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Berm of groenstrook? De grasstrook naast de weg wordt niet als groenstrook, maar als berm aangemerkt. Dat tussen de rijbaan en het gras een trottoir ligt, maakt de berm niet tot groenstrook. Ook het feit dat de gemeente dit groen heeft aangelegd en onderhoudt, maakt de berm niet tot groenstrook.

Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden

Zaaknummer
: Wahv 200.243.008/01

CJIB-nummer
: 201904739

Uitspraak d.d.
: 29 oktober 2020

Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 9 mei 2018, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.

Het tussenarrest
De inhoud van het tussenarrest van 11 september 2020 wordt hier overgenomen.

Het verdere procesverloop
De griffier van de rechtbank heeft het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter van

26 april 2018 verstrekt. Een afschrift daarvan is toegezonden aan partijen.

De beoordeling
1. Het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter is toegevoegd aan het dossier. Het verweer van de gemachtigde slaagt op dit punt dan ook niet.

2. De gemachtigde voert verder aan dat de officier van justitie de foto en het aanvullend proces-verbaal had dienen te vertrekken, maar dat de gemachtigde deze stukken pas ontving na het instellen van het beroep bij de kantonrechter.

3. Het is vaste rechtspraak van het hof dat de officier van justitie, op grond van artikel 7:18, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in de fase van het administratief beroep gehouden is op verzoek aan de indiener van het beroepschrift de op de zaak betrekking hebbende stukken te verstrekken. In zaken als deze gaat het – in ieder geval – om het zaakoverzicht en (indien van toepassing) een foto van de gedraging.

4. Het hof stelt vast dat de gemachtigde bij brief van 19 oktober 2016 verzocht heeft om de op de zaak betrekking hebbende stukken. De foto van de gedraging betreft een op de zaak betrekking hebbend stuk. Bij de vaststelling van de gedraging kon daarover worden beschikt door de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd. Ook het op verzoek van de officier van justitie ten behoeve van de beoordeling van het ingestelde administratief beroep opgemaakte proces-verbaal van 20 april 2017 betreft een op de zaak betrekking hebbend stuk. Gelet hierop had de officier van justitie de foto en het proces-verbaal aan de gemachtigde moeten verstrekken alvorens een beslissing te nemen. De officier van justitie heeft niet voldaan aan de informatieplicht.

5. De kantonrechter heeft dit miskend. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. Gelet hierop behoeven de overige bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie geen bespreking meer. Het hof zal het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.

6. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 90,- voor: “voertuig laten staan in een park, plantsoen of openbare beplantingen of groenstroken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 25 september 2016 om 15.43 uur op de Luikerweg in Maastricht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .

7. De gemachtigde voert aan dat de locatie geen park, plantsoen of van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook betreft. Bovendien maakt de locatie als berm onderdeel uit van de weg. Dat er een scheiding is tussen de rijbaan en de plaats waar het voertuig stond, is niet redengevend voor de kwalificatie van de locatie als groenstrook, zoals de kantonrechter heeft geconcludeerd. Een berm hoeft niet per se aansluitend aan de rijbaan liggen, er kunnen ook andere weggedeelten zoals een fietspad of een trottoir tussen liggen. Op basis van wat op de foto te zien is, is geen sprake van een park of plantsoen. Er is geen beplanting en het is geen groenstrook, want meer dan bermgras is er ter plaatse niet.

8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in het zaakoverzicht is vermeld.

9. In het dossier bevindt zich voorts een proces-verbaal van 20 april 2017 waarin de ambtenaar op ambtseed onder meer verklaart:

“Op zondag 25 september 2016 omstreeks 15.00 uur bevond ik mij (…) op de Luikerweg, gelegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Maastricht. Daar zag ik een personenauto in een groenstrook geparkeerd staan. Ik zag namelijk dat een personenauto van het merk Toyota, voorzien van het Nederlandse kenteken [00-YYY-0] in bovengenoemde straat stond geparkeerd in een aldaar gelegen groenstrook. (…)
De plaats alwaar betrokkene parkeerde wordt echter niet tot een berm gerekend. Immers de definitie van het woord berm is “strook grond langs wegen” (Dikke van Dale). De groenstrook waar geparkeerd werd ligt niet langs de weg maar langs een verhoogd trottoir en valt derhalve niet onder de definitie ‘berm’ (zie bijgevoegde foto) maar onder de definitie ‘groenstrook’. Tevens moest betrokkene om deze groenstrook te bereiken een verhoogd trottoir oversteken met zijn voertuig. (…) Betrokkene zou als bestuurder op de hoogte moeten zijn van het feit dat hij met zijn voertuig niet over een trottoir mag rijden en hier dus niet had mogen parkeren.”

10. Voorts bevindt zich in het dossier een proces-verbaal van de ambtenaar van 19 februari 2018, waarin de ambtenaar op ambtseed onder meer verklaart:

“Artikel 5.1.10 van de APV van de gemeente Maastricht is door bovengenoemd motorvoertuig overtreden. (…) De groenstrook is door de gemeente Maastricht aangelegd en de gemeente Maastricht pleegt hier ook het onderhoud.”

11. De ambtenaar heeft bij de processen-verbaal foto’s van de gedraging gevoegd. Op deze foto’s is te zien dat ter plaatse sprake is van een geasfalteerde rijbaan met daarnaast een trottoir en daarnaast een met gras begroeide strook waarin het voertuig van de betrokkene staat geparkeerd. Aan de andere kant van de strook bevindt zich een hekwerk. Achter het voertuig van de betrokkene staan (op dezelfde strook) nog enkele auto’s geparkeerd.

12. De onderhavige gedraging betreft een vermeende overtreding van artikel 5.1.10 van de destijds geldende Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) van de gemeente Maastricht. Dit artikel luidt - voor zover van belang - als volgt:

“1. Het is verboden met een voertuig, fiets of bromfiets te rijden door dan wel deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

2. Dit verbod is niet van toepassing:

a. op wegen, zoals bedoeld in artikel 5.1.1, onder a;

b. op voertuigen die nodig zijn en gebruikt worden ter uitvoering van werkzaamheden door of vanwege de overheid;

c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen welke mede of uitsluitend voor dit doel zijn bestemd.
3. (…).”

13. Om te kunnen vaststellen of de onder 6. genoemde gedraging is verricht moet komen vast te staan, voor zover hier van belang, dat de plaats waar de betrokkene zijn voertuig heeft geparkeerd kan worden aangemerkt als groenstrook, zoals bedoeld in de APV van de gemeente Maastricht. De APV geeft geen definitie van het begrip groenstrook.

14. Naar het oordeel van het hof dient, bij de interpretatie van het begrip groenstrook, met het oog op een juiste toepassing van de wegenverkeersregelgeving, mede te worden betrokken hetgeen onder berm wordt verstaan.

15. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:

“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten”.

16. Artikel 10, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 luidt als volgt:

“Andere bestuurders dan die genoemd in de artikelen 5 tot en met 8 gebruiken de rijbaan. Deze bestuurders en voetgangers die een aanhangwagen voortbewegen die kennelijk bestemd is om door een motorvoertuig te worden voortbewogen, mogen voor het parkeren van hun voertuig tevens andere weggedeelten gebruiken, behalve het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad.”

17. Uit voormelde bepalingen volgt dat, in bepaalde gevallen, de berm een weggedeelte is waar geparkeerd mag worden. Van belang is derhalve hoe de plaats waar het voertuig van de betrokkene stond geparkeerd, zich voordoet.

18. Het hof is van oordeel dat niet sprake is van een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook. De betreffende grasstrook doet zich voor als een tot de weg behorende berm. Dat tussen de rijbaan en de grasstrook een trottoir is gelegen maakt de berm niet tot groenstrook. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de gemeente deze strook heeft aangelegd en onderhoudt, nu ook bermen door de gemeente plegen te worden aangelegd en onderhouden. Dat brengt mee dat het de betrokkene was toegestaan daar te parkeren en dat de onder 6. genoemde gedraging niet is verricht.

19. Het hof zal de inleidende beschikking vernietigen. Voorts zal het hof bepalen dat het bedrag van de zekerheidstelling aan de betrokkene wordt gerestitueerd.

20. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3 punten te worden toegekend. Ook aan het telefonisch horen dient één punt te worden toegekend. Gelet op de door de gemachtigde geleverde inspanning zal het hof met gebruikmaking van de matigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht het voor het horen door de officier van justitie toegekende hele punt halveren. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 918,75 (3,5 x € 525,- x 0,5).

De beslissing
Het gerechtshof:

vernietigt de beslissing van de kantonrechter;

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;

bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;

veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 918,75.

Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.

Download dit succes

Terug
BEL NU
VERKEERSBOETES