ECLI:NL:GHARL:2021:859
TerugInstantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28-01-2021
Datum publicatie
08-02-2021
Zaaknummer
Wahv 200.241.821/01
Rechtsgebieden
Strafrecht
Bestuursstrafrecht
Bijzondere kenmerken
Hoger beroep
Inhoudsindicatie
Bebording aanwezig? Geslotenverklaring met camerahandhaving. Uit het dossier blijkt dat eens per maand een schouw van de bebording plaatsvindt. Over het resultaat van deze schouwen ten tijde van de constatering, blijkt echter niets. Gelet daarop kan de aanwezigheid van bebording niet worden vastgesteld en volgt vernietiging van de sanctiebeschikking.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.241.821/01
CJIB-nummer
: 207247685
Uitspraak d.d.
: 28 januari 2021
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 17 april 2018, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.
Het tussenarrest
De inhoud van het tussenarrest van 10 november 2020 wordt hier als ingelast beschouwd.
Het verdere procesverloop
De griffier van het hof heeft de advocaat-generaal gevraagd om aanvullende informatie. De advocaat-generaal heeft bij schrijven van 16 november 2020, met bijlage, aanvullende informatie verstrekt. Deze is (in kopie) doorgestuurd aan de gemachtigde van de betrokkene. De gemachtigde heeft daarop gereageerd.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als (snor)fietser bij ontbreken (verpl.) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken”. Deze gedraging zou zijn verricht op 29 april 2017 om 16:21 uur op de Museumstraat in Amsterdam met het voertuig met het kenteken [Y-000-YY] .
2. In de onderhavige zaak is de gedraging blijkens het zaakoverzicht op geautomatiseerde wijze vastgesteld door middel van fotografische opnamen, vastgelegd door een camera-installatie die is geplaatst aan weerszijden van de doorgang onder het Rijksmuseum te Amsterdam.
3. De gemachtigde voert onder meer aan dat geen sprake was van deugdelijke bebording ter plaatse ten tijde van het vaststellen van de gedraging.
4. De betwisting van de aanwezigheid van (deugdelijke) bebording bij een gedraging als de onderhavige, te weten in een situatie waarin sprake is van een permanente controle met behulp
van een ter plaatse aangebrachte camera-installatie, dient te worden weerlegd aan de hand van stukken - bijvoorbeeld schouwrapporten - die aannemelijk maken dat ten tijde van de constatering wél deugdelijke bebording aanwezig was (vgl. het arrest van het hof van 25 september 2018, ECLI:NL:NL:GHARL:2018:8537).
5. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld om - voor de vaststelling van de gedraging noodzakelijke - informatie met betrekking tot de aanwezigheid van deugdelijke bebording in het geding te brengen.
6. Uit het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van 14 april 2015 blijkt dat per 13 april 2014 een verkeersbesluit van kracht is op grond waarvan de Museumstraat in Amsterdam een voetgangerszone is waar uitsluitend fietsers op de rijloper worden toegestaan. Geen enkele vorm van gemotoriseerd vervoer, waaronder snorfietsen, is toegestaan in deze zone. Dit wordt aangeduid met behulp van de borden model G7, zoals opgenomen in bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, voorzien van de tekst “Zone” in combinatie met het symbool om voetgangers te duiden. Daarnaast zijn er onderborden aangebracht waarop staat vermeld “fietsen toegestaan op de rijloper” en “snorfietsen verboden”. Tevens is een voorbeeld van deze bebording in het proces-verbaal opgenomen, voorzien van de mededeling dat deze bebording maandelijks wordt gecontroleerd.
7. Het hof neemt op grond van het door de advocaat-generaal ingebrachte proces-verbaal aan dat er een maandelijks een controle plaatsvindt op de aanwezigheid van de hiervoor beschreven bebording. Omtrent het resultaat van deze controles vermeldt het proces-verbaal echter niets. Aldus kunnen op grond van de inhoud van dit proces-verbaal geen nadere vaststellingen worden gedaan omtrent de bebording ter plaatse ten tijde van het vaststellen van de onderhavige gedraging. Dit brengt, bij gebreke van andere informatie, mee dat niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de er sprake was van deugdelijke bebording ter plaatse ten tijde van de gedraging (vergelijk het arrest van het hof van 28 februari 2020, te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2020:1803).
8. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de inleidende beschikking dient te worden vernietigd en dat het tot zekerheid gestelde bedrag aan de betrokkene moet worden gerestitueerd.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, een hoger beroepschrift en een nadere toelichting dienen in
totaal 3 procespunten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 534,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 801,-.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 801,-.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pullens als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.
Download dit succesTerug